Lotte Stam-Beese en Pendrecht

 


 

De vrouw die bekend zou worden als de moeder van Pendrecht heette Lotte Stam-Beese (1903-1988). Alvorens in te gaan op haar ideeën ten aanzien van Pendrecht volgt eerst een korte levensbeschrijving.

 

HET WASFONTEINTJE

 

Toen Lotte Stam-Beese begin dertiger jaren in de Sovjet Unie werkte, werd haar al snel duidelijk dat de woon"beschaving" in sommige delen van dit grote land nog op een erg laag pitje stond.

 

In de stad Magnitogorsk werd een nieuwe flat opgeleverd. De huizen waren gebouwd in opdracht van de Staat die streefde naar "een ideale samenleving" (in communistische zin, wel te verstaan). De nieuwe bewoners bekeken trots hun woningen en vonden het allemaal erg mooi. Ook dat kleine kamertje met daarin het wasfonteintje viel in de smaak, alleen begreep men niet waarom het water er maar zó kort door stroomde. Ook vond men het vreemd dat het ding zo laag bij de vloer zat; je moest diep bukken of op je knieën gaan zitten om het te kunnen gebruiken!

 

Al snel was het raadsel opgelost: wat men het wasfonteintje noemde, was het toilet...

Charlotte Ida Anna Beese werd op 28 januari 1903 geboren te Reisicht in Silezië (thans Rokitki in Polen). Zij volgde haar opleiding aan het Bauhaus in Dessau (Duitsland) en werkte korte tijd in de Oeral (toen nog Sovjet Unie) en Tsjechoslowakije. In 1934 trouwt ze met de Nederlandse architect Mart Stam en komt ze naar Nederland, aanvankelijk naar Amsterdam. Na het einde van de oorlog verhuisde ze naar Rotterdam. Daar kwam ze in 1946 als stedenbouwkundige terecht bij de gemeentelijke Dienst Stadsontwikkeling. In de ruim 20 jaar dat ze daar werkte heeft ze vijf Rotterdamse wijken ontworpen: Kleinpolder, Pendrecht, Westpunt (Hoogvliet), Het Lage Land (Prins Alexanderpolder) en Ommoord.

 

Lotte Stam-Beese ging in februari 1968 met pensioen. Als blijk van waardering voor haar werk ontving zij de Wolfert van Borselenpenning, destijds de hoogste Rotterdamse onderscheiding. Een jaar later werd ze benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau.

 

In het jaar van haar pensionering bracht Lotte Stam-Beese nog eens een bezoek aan Pendrecht om te kijken wat er van haar beroemde schepping was geworden. De woonbuurten waren in grote lijnen wel wat ze er van had verwacht maar Plein 1953 vond ze maar niks, een mening die ook bij vele Pendrechtenaren leefde. De kritiek van Stam-Beese loog er niet om: "Er kan veel meer van gemaakt worden (...) het vraagt om levendigheid (...) er zou een overdekt zwembad kunnen komen daar aan het eind." Je zult het geloven of niet maar drie jaar later wás er een overdekt zwembad! Maar ach, Zwembad Pendrecht is intussen ook al weer verleden tijd...

 

Lotte Stam-Beese woonde vanaf 1963 in een dijkhuis in Krimpen aan den IJssel dat naar haar ontwerp is verbouwd. In 1988 is de moeder van Pendrecht daar op 85-jarige leeftijd overleden. Op 21 april 1992 wordt deze bijzondere vrouw, die een belangrijk stempel heeft gedrukt op de woningbouw in het naoorlogse Rotterdam, met een straatnaam geëerd. De Lotte Stam-Beesestraat ligt in de Prinsenparkbuurt in de deelgemeente Prins Alexander, niet ver van de door haar ontworpen wijk Het Lage Land.

 

Ondanks dat Pendrecht haar beroemdste schepping is geworden, is er in de wijk nooit een monument voor Lotte Stam-Beese gekomen. In het voormalige Servicepunt Pendrecht was weliswaar de Lotte Stam-Beesezaal maar dat weet bijna niemand. Pas in 2009 is de naam van de moeder van Pendrecht in de buitenruimte te zien en wel in de Raamvertellingen, zie de pagina Kunstwerken voor meer informatie.

 


 

De begrippen wijkgedachte, wooneenheden en buurtwinkels zijn onafscheidelijk met Pendrecht verbonden. Wat zat er achter de ideeën van Lotte Stam-Beese?

 

Een belangrijk element in de opbouw van de wijk zijn de singels die de wijk in 4 kwadranten verdelen. De singels worden op diverse plaatsen onderbroken door straten maar zijn door zgn. duikers met elkaar verbonden. De namen van de 4 Pendrechtse singels zijn: Kerkwervesingel, Tiengemetensingel, Kamperlandsingel en Burghsluissingel.

 

De foto toont een deel van de Kamperlandsingel met links de achterkant van de woningen aan de Tholenstraat waar ik sinds 1999 woon. De singels komen bij elkaar in het hart van de wijk, nabij Plein 1953.

Lotte Stam-Beese hechtte grote waarde aan de wijkgedachte. Dat houdt simpel gezegd in dat de wijk als zelfstandige eenheid moet kunnen functioneren. Eigenlijk een stad in een stad. Er moet een duidelijk herkenbaar centrum zijn. De voorzieningen die de bewoners nodig hebben, moeten in de wijk zelf aanwezig zijn: winkels, scholen, kerken, een buurthuis, enzovoort. Kortom: het leven van de mensen moet zich in de eigen wijk afspelen. Hierdoor ontstaat er vanzelf een zeker gemeenschapsgevoel en zal men zich in de wijk thuis gaan voelen. Maar, aldus Stam-Beese, het mag ook weer niet té dorps worden want per slot van rekening blijft het een deel van de grote stad.

Op een plattegrond is goed te zien dat Pendrecht een complete wijk is. Duidelijk te zien is het centrum (Plein 1953) met daaromheen de woonbuurten. Pendrecht is geen buurtje dat ergens bij aangeplakt is maar een volwaardige stadswijk, in staat om op eigen benen te staan.

 

De woonbuurten zijn opgebouwd uit wooneenheden. Wat is de basisgedachte achter zo'n wooneenheid? Er zijn verschillende soorten huishoudens: grote gezinnen, kleine(re) gezinnen en bejaarden (dat heette toen nog zo, nu spreekt men over ouderen of senioren). Lotte Stam-Beese wilde persé niet dat deze groepen in afzonderlijke buurten kwamen te wonen. Nee, alle soorten huishoudens moeten juist over de hele wijk worden verdeeld. Maar iedere groep heeft andere wooneisen. Er moeten dus verschillende soorten huizen komen: eengezinswoningen, bejaardenwoningen en etagewoningen. Het resultaat is de wooneenheid, een rechthoekig blok waarin de diverse woningtypen bij elkaar staan rondom een gemeenschappelijke tuin. Deze tuinen zijn bedoeld als ontmoetingsplaats waar ook de kinderen kunnen spelen. Vanaf de straat lopen wandelpaden naar de binnentuinen die voor iedereen toegankelijk zijn, ook voor niet-bewoners.

Het idee van wooneenheden dateert uit de jaren veertig; Pendrecht werd de eerste wijk waar dit in de praktijk werd toegepast. Later zijn er in Nederland meer wijken volgens dit uitgangspunt gebouwd waarbij meestal meerdere soorten wooneenheden zijn gebruikt. Pendrecht werd echter het schoolvoorbeeld: het grootste deel van de wijk is opgebouwd met slechts één type wooneenheid.

 

De woonbuurten zijn opgebouwd door de wooneenheden als dominostenen naast elkaar te leggen. De wooneenheden zijn steeds gespiegeld ten opzichte van elkaar waardoor de grenzen lijken te vervagen. De straten vormen de scheiding tussen de wooneenheden. Enkele van die straten zijn aangelegd als hof: verkeersvrije plekken waar de kinderen veilig kunnen spelen.

Natuurlijk zijn er variaties op de inrichting van de wooneenheid gemaakt. In menige wooneenheid zijn de bejaardenwoningen vervangen door b.v. een blokje eengezinswoningen. Op dezelfde manier zijn de buurtwinkels ingepast in de wooneenheden. Maar het principe van verschillende woningtypes rondom een gemeenschappelijke tuin kun je op heel veel plaatsen in Pendrecht terugvinden.

Wie nu denkt dat door die strenge symmetrische opbouw de wijk eentonig zou zijn, vergist zich! In de verschillende buurten is steeds een andere architectuur te vinden. Maar vooral door de afwisseling van hoog- en laagbouw is ieder doorkijkje weer anders, ondanks de regelmaat. En omdat de wooneenheden gespiegeld zijn, lijken ze minder op elkaar.

 

De buurtwinkels speelden eveneens een belangrijke rol in het ontwerp voor Pendrecht. Lotte Stam-Beese heeft daarmee ook aan de praktische dingen gedacht die het leven van de mensen veraangenamen. Ze vond dat de bewoners de dagelijkse boodschappen zo dicht mogelijk bij huis moesten kunnen halen. Wat ligt dan meer voor de hand om de winkels in de woonbuurten zelf op te nemen? Dat gebeurde dus ook en zo ontstonden de buurtwinkels: de bakker, de slager, de groenteboer, enzovoort op loopafstand. Ieder kwadrant kreeg daarom zijn eigen buurtwinkels, in volgorde van bouw: Zijpe, Herkingenstraat, Sliedrechtstraat (tussen Wagenbergstraat en Dinteloordstraat) en Ossenisseweg.

In het centrum van de wijk waren de overige winkels gepland zodat het Plein geen bedreiging zou vormen voor de buurtwinkels. Maar niemand kon toen vermoeden dat het heel anders zou lopen: de komst van de supermarkten luidde het einde van de buurtwinkels in.